09 2023 • Vage raamovereenkomst maakt geen afnemer

Wil een partij kwalificeren als afnemer voor btw-doeleinden, dan moet zij een duidelijke overeenkomst van opdracht zijn aangegaan.
Een bv verricht een soort reclamediensten, te weten het bedenken en ontwerpen van
acties om particulieren over te halen om mee te doen aan bepaalde prijzenfestivals.
Tot 23 november 2000 heeft de bv deze diensten verricht voor een gelieerde vennootschap.
Op 31 oktober 2000 sluit deze gelieerde vennootschap een overeenkomst met een ander
gelieerd lichaam buiten de EU. Deze overeenkomst bepaalt dat het lichaam de activiteiten
van de vennootschap verricht. De vennootschap draagt zorg voor financiële transacties.
Zij stoot de ontvangen gelden onder inhouding van een provisie door naar het lichaam.
Vanaf 23 november 2000 reikt de bv facturen uit aan het nieuwe lichaam en later sluit
zij een raamovereenkomst met dat lichaam. De bv brengt over haar diensten aan dat
lichaam geen Nederlandse omzetbelasting in rekening. Zij meent namelijk dat de dienst
niet plaatsvindt in Nederland.
Uit e-mailverkeer blijkt werkelijke afnemer Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de Belastingdienst dat de bv haar diensten feitelijk niet levert aan het lichaam, maar aan de vennootschap. Hof Arnhem-Leeuwarden deelt die conclusie. Volgens het hof geeft de factuur- en geldstroom in het desbetreffende tijdvak niet de economische en commerciële realiteit van de handelingen van de bv weer. Daarbij is van belang dat de raamovereenkomst zeer algemeen is verwoord. Hierin is slechts opgenomen dat het lichaam het voornemen heeft om de bv regelmatig te belasten met het uitvoeren van reclamediensten. Maar de raamovereenkomst zelf houdt geen opdracht in tot het daadwerkelijk verrichten van reclamediensten. Een concrete opdracht ontbreekt. Wel is er uitgebreid e-mailverkeer tussen de bv en de vennootschap. Uit deze communicatie blijkt de vennootschap de beslissing te nemen over het afnemen van de reclamediensten van de bv. Daarom heeft de bv btw in rekening moeten brengen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 05-09-2023 (gepubl.15-09-2023).
De beschikking van de 30%-regeling liep tot 1 januari 2021. Tegen die beschikking
is geen bezwaar gemaakt, zodat die beschikking onherroepelijk vaststaat. De rechtbank
komt daardoor niet meer toe aan de beoordeling of het einde van het overgangsrecht
Belastingplan 2019 in strijd is met enige wet- of regelgeving.

Hoewel een belastingplichtige een voordeel behaalt met het eigen gebruik van een woning
in box 3, hoeft hij daar niet (extra) inkomstenbelasting over te betalen.

Een bv kan geen aftrek claimen van voorbelasting over activiteiten waarvan de omzet door een zustervennootschap wordt verantwoord.
lees meer
De verhuizing naar een andere woning betekent niet per definitie dat de werkruimte in de oude woning is te heretiketteren tot ondernemingsvermogen.
De verhuizing naar een andere woning betekent niet per definitie dat de werkruimte in de oude woning is te heretiketteren tot ondernemingsvermogen.
lees meer