09 2023 • Leeftijd op moment van verzoek tot afkoop polis is bepalend

Onder voorwaarden blijft revisierente achterwege als de verzekerde vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd om de afkoop van de lijfrentepolis heeft verzocht.
Een vrouw heeft een lijfrentepolis afgesloten en daarvoor in de jaren 2000 tot 2006 in totaal € 6.393,61 aan premies betaald. In 2016 is bij de vrouw borstkanker geconstateerd en is zij arbeidsongeschikt geraakt. Zij krijgt in april 2019 de lijfrentepolis met een waarde van € 7.029,37 uitgekeerd. De verzekeraar houdt over die waarde 52% aan loonheffingen in, zodat de vrouw € 3.373 ontvangt. De Belastingdienst meent dat de lijfrentepolis te vroeg is afgekocht. Daarnaast vindt de inspecteur niet aannemelijk dat de vrouw de premies niet heeft afgetrokken. Daarom stelt hij dat de vrouw € 1.406 aan revisierente moet betalen. Daarop gaat de vrouw in bezwaar en beroep tegen de beschikking revisierente. Rechtbank Gelderland behandelt daarbij een van de uitzonderingen op het berekenen van revisierente bij afkoop. Het gaat om de uitzondering waarbij het berekenen van revisierente achterwege blijft als de afkoop:
-
plaatsvindt vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid; en
-
de belanghebbende op het moment van afkoop van de aanspraak nog niet de pensioengerechtigde leeftijd zoals omschreven in de Algemene ouderdomswet heeft bereikt.
Vóór pensioengerechtigde leeftijd om afkoop verzocht Deze uitzondering is volgens de rechtbank aan de orde. Daarbij stelt de rechtbank het volgende over de toets of de belanghebbende op het moment van afkoop nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Daarbij is niet het moment van betaling van de aanspraak door de verzekeraar bepalend. Het gaat om het moment waarop het verzoek is gedaan. De rechtbank constateert dat de vrouw eind 2017 de verzekeraar heeft verzocht om de polis uit te keren. Op dat moment had zij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt. De rechtbank vernietigt daarom de beschikking revisierente.
Bron: Rb. Gelderland 22-08-2023 (gepubl. 07-09-2023).
De beschikking van de 30%-regeling liep tot 1 januari 2021. Tegen die beschikking
is geen bezwaar gemaakt, zodat die beschikking onherroepelijk vaststaat. De rechtbank
komt daardoor niet meer toe aan de beoordeling of het einde van het overgangsrecht
Belastingplan 2019 in strijd is met enige wet- of regelgeving.

Hoewel een belastingplichtige een voordeel behaalt met het eigen gebruik van een woning
in box 3, hoeft hij daar niet (extra) inkomstenbelasting over te betalen.

Een bv kan geen aftrek claimen van voorbelasting over activiteiten waarvan de omzet door een zustervennootschap wordt verantwoord.
lees meer
De verhuizing naar een andere woning betekent niet per definitie dat de werkruimte in de oude woning is te heretiketteren tot ondernemingsvermogen.
De verhuizing naar een andere woning betekent niet per definitie dat de werkruimte in de oude woning is te heretiketteren tot ondernemingsvermogen.
lees meer