05 2023 • Geen partnertarief voor erfgename die vaak op ander adres woonde

Een erfgename stond slechts een keer op hetzelfde adres als haar partner ingeschreven, en dit was meer dan zes maanden voor het overlijden. Zij doet tevergeefs een beroep op de goedkeuring voor ongehuwde ex-partners.
Een vrouw sluit op 23 februari 2012 bij notariële akte een samenlevingscontract met haar partner. Hij benoemt haar op dezelfde datum als zijn enige erfgename. In het contract staat dat de samenleving op 1 maart 2012 ingaat. Het paar krijgt in 2014 een dochter. De partner overlijdt in 2019. Het paar stond vanaf het sluiten van het samenlevingscontract slechts een keer op hetzelfde adres ingeschreven, te weten van 10 mei 2013 tot 3 maart 2016. De vrouw doet op 25 maart 2020 aangifte erfbelasting voor een nalatenschap van € 117.871, met een legaat ter grootte van € 58.936 voor haar dochter (haar erfdeel). Volgens de inspecteur is het derdentarief van 30% van toepassing op de belaste verkrijging omdat het paar in de zes maanden voorafgaand aan het overlijden niet op hetzelfde adres stond ingeschreven.
Partnertarief terecht geweigerd Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de vrouw geen recht heeft op toepassing van het partnertarief van 10% omdat zij geen partner is voor de erfbelasting. Zij beroept zich ten onrechte op de goedkeuring in het besluit uit 2010, die bedoeld is voor ongehuwde ex-partners. De vrouw betoogt namelijk dat de relatie nooit is beëindigd, waardoor er geen sprake is van voormalige ongehuwde partners. Als de relatie wel was beëindigd, dan is van belang of er op dat moment afspraken zijn gemaakt zoals genoemd in het besluit. Het moet dan gaan om afspraken over de verdeling van de nalatenschap. Dergelijke afspraken blijken niet uit het testament, het samenlevingscontract of hetgeen de vrouw verder heeft aangevoerd. Haar partner betaalde vanaf 2017 alimentatie in verband met het in aftrek kunnen brengen van eigenwoningrente, maar deze afspraak heeft niet tot de erfrechtelijke verkrijging geleid.
Bron: Rb. Noord-Holland 21-04-2023 (gepubl. 22-05-2023)
De beschikking van de 30%-regeling liep tot 1 januari 2021. Tegen die beschikking
is geen bezwaar gemaakt, zodat die beschikking onherroepelijk vaststaat. De rechtbank
komt daardoor niet meer toe aan de beoordeling of het einde van het overgangsrecht
Belastingplan 2019 in strijd is met enige wet- of regelgeving.

Hoewel een belastingplichtige een voordeel behaalt met het eigen gebruik van een woning
in box 3, hoeft hij daar niet (extra) inkomstenbelasting over te betalen.

Een bv kan geen aftrek claimen van voorbelasting over activiteiten waarvan de omzet door een zustervennootschap wordt verantwoord.
lees meer
De verhuizing naar een andere woning betekent niet per definitie dat de werkruimte in de oude woning is te heretiketteren tot ondernemingsvermogen.
De verhuizing naar een andere woning betekent niet per definitie dat de werkruimte in de oude woning is te heretiketteren tot ondernemingsvermogen.
lees meer