08 2022 • Zonder eigendom is investeren en btw-aftrek toch mogelijk
Twee echtgenoten beginnen in 2011 met de bouw van een casco pand. Het is toegestaan
in dit pand een bed & breakfast (B&B) en theehuis te exploiteren. Maar in 2015 scheiden
de echtgenoten en zet de vrouw de afbouw van het pand voort. Het pand is overigens
gemeenschappelijke eigendom van de vrouw en haar ex-echtgenoot. De vrouw richt op
3 februari 2015 een stichting op, waarvan zij de bestuurder is. Een van de doelstellingen
van de stichting is het ondersteunen van mensen weer in hun eigen levensenergie te
zijn. Zij poogt deze doelstelling te verwezenlijken door de exploitatie van een B&B,
een theeschenkerij en een mandenvlechterij. Maar deze activiteiten zijn nog niet begonnen.
Het is de bedoeling dat het pand te zijner tijd op naam van de stichting komt te staan.
De facturen voor de afbouw van het pand staan daarom op naam van de stichting.
Wanneer de stichting de voorbelasting op de facturen aftrekt, legt de inspecteur haar
naheffingsaanslagen btw op. Hij meent namelijk dat de stichting niet telt als de afnemer
van de prestaties. Maar de rechtbank vernietigt de naheffingsaanslagen, zodat de Belastingdienst
in hoger beroep gaat. Hof Arnhem-Leeuwarden hanteert als uitgangspunt dat de stichting
de afnemer is, omdat de facturen aan haar zijn gericht. Het is daarom aan de inspecteur
om aannemelijk te maken dat de stichting toch niet de afnemer van de prestaties is.
De Belastingdienst slaagt daar niet in. De inspecteur werpt tegen dat de stichting
(nog) geen eigenaar van het pand is, maar dat is volgens het hof irrelevant. De omstandigheid
dat de vrouw de kosten van ingekochte afbouwdiensten heeft voorgeschoten, beperkt
evenmin het recht op aftrek van voorbelasting. Het hof constateert dat de stichting
bevoegd is het pand te gebruiken. Het pand is bovendien ingericht voor het gebruik
door de stichting, wat zonder de afgenomen diensten niet mogelijk is. Omdat de inspecteur
faalt aannemelijk te maken dat de stichting de voorbelasting niet mag aftrekken, verklaart
het hof zijn hoger beroep ongegrond.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-06-2022 (gepubl. 08-07-2022)
Wil een ingekomen werknemer dat de 30%-regeling langer geldt dan volgt uit de daarbij behorende beschikking van de fiscus? Dan moet hij tijdig in bezwaar gaan tegen die beschikking.
lees meer
Soms kan de uitkomst van een fiscale beroepsprocedure de hoogte van een straf in een strafprocedure beïnvloeden. In dat geval heeft de belanghebbende recht op een hogere schadevergoeding dan normaal bij een overschrijding van de redelijke termijn.
lees meer
Een weigering om informatie te verschaffen over buitenlandse banktegoeden kan leiden tot omkering van de bewijslast. Maar een lichte bewijslast voor de Belastingdienst is nog altijd een bewijslast. Dat een lichte bewijslast soms te zwaar is voor de fiscus, blijkt uit een recente zaak voor Rechtbank Noord-Nederland.
lees meer
De belastingrechter kan rechtsherstel bieden voor box 3 voor de jaren 2013 – 2016 als de heffing een buitensporige en individuele last vormt. Bij deze toets dient men volgens Rechtbank Den Haag niet te kijken over een langere reeks van jaren.
lees meer