08 2022 • Risico van celstraf verhoogt immateriële schadevergoeding
Een man wordt ervan verdacht valse koerslijsten te hebben gebruikt bij het indienen
van BPM-aangiftes vanwege de inschrijving van 73 auto’s. Daardoor raakt hij verwikkeld
in een fiscale procedure tegen een naheffingsaanslag BPM en in een strafrechtzaak.
De man dient een bezwaarschrift in tegen de naheffingsaanslag. Daarop verlaagt de
inspecteur de aanslag van € 141.385 tot een bedrag van € 75.933. In de beroepsprocedure
ziet Rechtbank Noord-Nederland voldoende reden om de naheffingsaanslag verder te verlagen.
Daardoor komt de aanslag uiteindelijk te staan op € 66.802. Vervolgens is de vraag
hoe hoog de proceskostenvergoedingen zijn in verband met het bezwaar en beroep.
De rechtbank constateert dat de gemachtigde van de man in verband met de 73 auto’s
veel werkzaamheden heeft moeten verrichten bij het verlenen van rechtsbijstand. Het
gebruik van de normale, forfaitaire methode levert dan een te lage vergoeding op.
De rechtbank stelt daarom zelf het bedrag als vergoeding voor de kosten van bezwaar
op € 2.500. Aangezien de inspecteur al een kostenvergoeding van € 795 heeft toegekend,
moet hij nog € 1.705 bijbetalen.
Voor wat betreft de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase zijn de partijen het
erover eens dat de wegingsfactor ‘zeer zwaar’ hier van toepassing is. Zij zijn het
ook eens over de proceshandelingen en stellen het aantal punten op drie. De proceskostenvergoeding
met betrekking tot de beroepsprocedure bedraagt daardoor drie punten x wegingsfactor
2 x tarief van € 759 = € 4.554.
Verder vordert de man een immateriële schadevergoeding van € 15.000 vanwege een overschrijding
van de redelijke termijn. Volgens de normale regels zou hij recht hebben op een vergoeding
van € 2.000. De man claimt echter bijzonder te hebben geleden onder de trage bezwaar-
en beroepsprocedure. Zou hij namelijk geen succes hebben gehad in de bezwaarprocedure,
dan had de strafrechter hem negen tot twaalf maanden gevangenisstraf kunnen opleggen.
Bij het opleggen van straffen voor fiscale fraude kijkt de rechter immers naar het
benadelingsbedrag. Bij een benadelingsbedrag van € 70.000 tot en met € 125.000 ligt
een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden op de loer. De rechtbank heeft wel
enig begrip voor de argumenten van de man. Het geclaimde bedrag van € 15.000 vindt
de rechter veel te hoog, maar een immateriële schadevergoeding van € 3.000 is wel
op zijn plaats.
Bron: Rb. Noord-Nederland 01-07-2022 (gepubl. 26-07-2022)
Wil een ingekomen werknemer dat de 30%-regeling langer geldt dan volgt uit de daarbij behorende beschikking van de fiscus? Dan moet hij tijdig in bezwaar gaan tegen die beschikking.
lees meer
Een btw-ondernemer hoeft niet de eigenaar van een pand te zijn om daarin te investeren en de voorbelasting over deze kosten te kunnen aftrekken.
lees meer
Een weigering om informatie te verschaffen over buitenlandse banktegoeden kan leiden tot omkering van de bewijslast. Maar een lichte bewijslast voor de Belastingdienst is nog altijd een bewijslast. Dat een lichte bewijslast soms te zwaar is voor de fiscus, blijkt uit een recente zaak voor Rechtbank Noord-Nederland.
lees meer
De belastingrechter kan rechtsherstel bieden voor box 3 voor de jaren 2013 – 2016 als de heffing een buitensporige en individuele last vormt. Bij deze toets dient men volgens Rechtbank Den Haag niet te kijken over een langere reeks van jaren.
lees meer