06 2022 • In belang der wet is oordeel HR over eHerkenning nodig
Een werkgever of een lichaam die een aangifte loonheffingen respectievelijk vennootschapsbelasting
wil indienen zonder tussenkomst van een intermediair of zonder gebruik van commerciële
aangiftesoftware moet sinds 1 januari 2020 de aangifte digitaal doen via het portaal
‘MijnBelastingdienst zakelijk’ (MBD-Z). Om in te kunnen loggen op MBD-Z heeft men
het authenticatiemiddel eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 3 nodig. Dit inlogmiddel
kan de belasting- of inhoudingsplichtige alleen tegen betaling bij een commerciële
partij kopen. Dat is geregeld in de Regeling Elektronisch Berichtenverkeer Belastingdienst
(Regeling EBV). Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat het verplichte gebruik van
eHerkenning een wettelijke basis ontbeert. De inspecteur is in deze zaak niet in hoger
beroep gegaan. De werkgever hoeft over het desbetreffende tijdvak namelijk überhaupt
geen loonheffing af te dragen.
De Advocaat-generaal (A-G) vindt dat het in het belang van de wet is dat de hoogste
nationale rechter uitspraak doet over deze zaak. De A-G vordert daarom zelf een cassatieprocedure.
Volgens de A-G heeft de verplichting om aangifte te doen door middel van eHerkenning
wel een wettelijke basis. Op grond van artikelen 2:15 Awb en 3a AWR kan de minister
van Financiën eisen stellen aan de wijze waarop men een bericht via de elektronische
weg stuurt aan een bestuursorgaan. Dit heeft de minister gedaan door het gebruik van
bepaalde authenticatiemiddelen verplicht te stellen. Het betreft de authenticatiemiddelen
die voldoen aan Europese regelgeving over de toegangsbeveiliging van (overheids)informatiesystemen
die persoonsgegevens verwerken. De minister is binnen zijn bevoegdheid gebleven, aldus
de A-G. Daarom vordert hij de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit
brengt geen nadeel aan de rechten die de partijen met die uitspraak hebben verkregen.
Bron: Conclusie A-G Niessen 10-06-2022 (gepubl. 13-06-2022)
Is in een onherroepelijke uitspraak vastgesteld dat in een bepaald jaar een onderneming is gestaakt? Dan kan de ondernemer niet jaren later een stakingsverlies claimen.
lees meerVoor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is een forfaitair rendement van € 302 significant hoger dan een werkelijk rendement van € 177. En dus moet dan nader rechtsherstel plaatsvinden.
lees meerKan men met een beroep op dwaling het nadeel van het terugnemen van de bedrijfsopvolgingsregeling bij faillissement van de overgedragen onderneming voorkomen? Niet als het risico van faillissement niet is overwogen op het moment van schenking, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
lees meerRechtbank Noord-Holland staat een inkorting van de maximale looptijd van een beschikking 30%-regeling toe als dat het gevolg is van gewijzigde wetgeving.
lees meer